Maatregelen ter bestrijding van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied. Een afweging van maatregelen

Download thesis

Inleiding

In Nederland is al jaren sprake van grondwateroverlast. Onder andere omdat niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor het grondwater in de stad, is dit al jaren slepende probleem nog steeds niet opgelost. De Commissie Integraal Waterbeheer heeft daarom in februari 2004 een aantal aanbevelingen gedaan waardoor grondwateroverlast in de toekomst verminderd kan worden. Een van de belangrijkste aanbevelingen in het onderzoek is dat gemeenten de zorgplicht krijgen voor de afvoer van het overtollige grondwater van de bewoner vanaf de perceelgrens.

Het doel van het huidige onderzoek is om de bouw- en grondwatertechnische maatregelen tegen grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied in kaart te brengen, te evalueren en afweegbaar te maken voor gemeenten en perceeleigenaren.

Om de doelstelling te kunnen bereiken, zijn interviews met experts gehouden en is er een literatuuronderzoek uitgevoerd.

De hoofdgedachte in dit onderzoek is dat de gemeente als eerste maatregelen op het openbare terrein neemt ter bestrijding van de grondwateroverlast. Op deze manier kan de gemeente de grondwaterstanden op het openbare terrein beheersen en wordt een groot deel van de bewoners geholpen. Niet alle grondwaterproblemen zijn echter in bestaand stedelijk gebied op te lossen met grondwatertechnische maatregelen. De oorzaak hiervan kan zijn dat de fundering van een woning of de bodem van de kruipruimte zich onder de ontwateringsdiepte bevindt. Voor dergelijke oorzaken van grondwaterproblematiek kunnen bouwtechnische maatregelen zorgen voor een oplossing.

Figure 1: Schimmel achter voorzetwanden
Figure 2: Te natte tuin

Problemen door grondwateroverlast

Te hoge grondwaterstanden kunnen in een woning rottende balken, rottende vloeren, een muffe lucht, vochtplekken, afbladderend stucwerk en schimmelvorming (zie figure 1)veroorzaken. Een andere vorm van overlast is dat het leven in een te vochtige woning kan resulteren in gezondheidsklachten. Niet al het vocht in woningen vindt zijn oorzaak in te hoge grondwaterstanden, ook de leefwijze van bewoners en een slechte ventilatie kan vocht in woningen veroorzaken. Daarom wordt aangeraden om te inventariseren hoeveel gezondheidsklachten, en de hierbij gepaarde kosten, werkelijk ontstaan door te hoge grondwaterstanden.

Niet alleen de bewoner ondervindt overlast van hoge grondwaterstanden, ook de gemeente ondervindt overlast. Deze grondwateroverlast uit zich in schade aan groenvoorzieningen en extra slijtage van de wegen. Dit laatste wordt veroorzaakt door het opvriezen, het opdooien en een verminderde draagkracht van de onderbouw. Hoeveel schade hierdoor geleden wordt door de gemeenten zou nog onderzocht kunnen worden. Ook andere factoren kunnen invloed hebben op de extra slijtage van het wegdek. Hoge grondwaterstanden hebben een grote invloed op de groeimogelijkheden voor groenvoorzieningen. Onderzoeken hebben de benodigde wortelruimte en de optimale grondwaterstand bepaald voor diverse bomen en planten.

Vochtoverlast in de woning

In dit onderzoek is ervoor gekozen om grondwateroverlast in de woning te beschrijven aan de hand van twee systemen: optrekkend vocht en vochttransport van de kruipruimte naar de woning. De grondwateroverlast kan door de bewoners bestreden worden door het uitvoeren van bouwtechnische en kleinschalige hydrologische maatregelen. Op de markt zijn veel maatregelen tegen optrekkend vocht te vinden. Niet alle maatregelen hebben echter in alle gevallen evenveel effect. Voordat de bewoner overgaat tot het nemen van maatregelen, is het verstandig om eerst een goede diagnose uit te laten voeren. Hierdoor voorkomt de bewoner dat niet-gepaste maatregelen uitgevoerd worden.

Het injecteren van de muren met waterafstotende middelen (zie figure 3) en het toepassen van mechanisch methoden zoals het verwijderen van een laag bakstenen en deze vervangen door ondoorlatend materiaal zoals bijvoorbeeld lood zijn maatregelen die als effectief beschouwd worden. Deze maatregelen onderscheiden zich van elkaar door verschillen in kosten en levensduur. De chemische middelen zijn meestal minder lang werkzaam dan de mechanische systemen. Daarnaast bestaan er ook veel maatregelen tegen het vochttransport vanuit de kruipruimte. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het aanbrengen van schuimbeton of folies op de bodem van de kruipruimte. Deze maatregelen tegen vochttransport vanuit de kruipruimte worden zeer effectief bevonden. Op dit moment bestaat nog twijfel over de werking en vooral de levensduur van schelpen in de kruipruimte. Net zoals bij optrekkend vocht dient een goede diagnose te worden gesteld om de meest effectieve maatregel toe te passen. Naast het uitvoeren van deze maatregelen dient de bewoner er ook voor te zorgen dat het vocht de kruipruimte en de woning kan verlaten. Hiervoor is het ventileren van de woning en kruipruimte geschikt.

Kleinschalige hydrologische maatregelen zijn het toepassen van een dompelpomp in de kruipruimte en het aanlegen van horizontale en verticale drainage. Het toepassen van een dompelpomp wordt gezien als een gevaarlijke oplossing vanwege de kans op zettingen. De aanleg van horizontale drainage wordt gezien als een effectieve oplossing.

Figure 3: Injecteren muur ter bestrijding van optrekkend vocht
Figure 4: Grondwater 20 cm onder de begane grondvloer

Grondwateroverlast op openbaar terrein

De gemeente heeft de volgende maatregelen tot haar beschikking om de grondwaterstand te verlagen: horizontale drainage, actieve verticale drainage, verticale drainage en het verlagen van het oppervlaktewaterpeil. Van deze verschillende maatregelen voldoet alleen horizontale drainage aan de zorgplicht. Daarom nemen we alleen deze maatregel in beschouwing. In het geval horizontale drainage niet mogelijk is, kan wel gekozen worden voor de andere maatregelen.

Oplossingssystematiek

Niet alle maatregelen zijn toepasbaar in alle overlastgebieden. Daarom is Nederland ingedeeld in vier type overlastgebieden: gebieden met relatief grote hoogte verschillen, gebieden met een zettingsgevoelige veenbodem, gebieden met een sterke relatie tussen het ondiepe en diepe grondwater en gebieden met een slechte doorlatendheid van de bovenste laag. Aangenomen wordt dat, behalve als er sprake is van een zettingsgevoelige veenbodem, de gemeente overgaat tot de aanleg van horizontale drainage (zie figure 5). Indien de door de gemeente aangelegde drainage geen effect heeft op de overlast van de bewoners, zullen de bewoners ook overgaan tot de aanleg van drainage. In het geval dat de woningen gebouwd zijn op een zettingsgevoelige veenbodem en de kans bestaat op inklinking van de bodem, wordt de bewoners aangeraden direct over te gaan tot bouwtechnische maatregelen. Als de drainage niet effectief is, moet worden overgegaan tot het toepassen van bouwtechnische maatregelen.

Om zo effectief mogelijk het grondwaterprobleem op te lossen, is een juiste voorlichting noodzakelijk. Hierdoor krijgt de bewoner niet alleen inzicht in de mogelijke oplossingen die de gemeente kan bieden, maar krijgt hij ook inzicht in de maatregelen die hij zelf zou moeten nemen, daar waar de zorgplicht van de gemeente ophoudt. Nadat de gemeente maatregelen heeft genomen, is de bewoner namelijk zelf verantwoordelijk op zijn eigen perceel.

Figure 5: Oplossingssystematiek

Afstudeercommissie

  • Prof. dr. ir. N.C. van de Giesen (TU Delft, Civiele Techniek, Sectie Waterhuishouding)
  • dr. ir. F.H.M. van de Ven (TU Delft, Civiele Techniek, Sectie Waterhuishouding)
  • dr. ir. C.J.W.P. Groot (TU Delft, Civiele Techniek, Sectie Gebouwen en Civieltechnische Constructies)
  • ing H. Prinsen (Tauw bv)